HOOFDSTUK 2
(12e eeuw v.C. Troje (Hissarlik, Turkije), Europees deel)
het was de strijd om Troje, tussen twee aan elkaar gewaagde volkeren…
het stormde nu al 3 dagen aan een stuk door. De goden kregen de schuld van dit slechte weer. Niet alleen de soldaten vochten, maar ook de goden vochten mee. Met Zeus, de oppergod, aan de leiding. Op de 2e regendag was de strijd tot een hoogtepunt gekomen. De Grieken hoopten gebruik te kunnen maken van de weersomstandigheden, maar hadden het niet goed aangepakt. Veel doden waren er gevallen aan beide kanten, maar de hoge brede muur van de Trojanen bleek niet te overmeesteren. Deze dag, de zoveelste dag in deze strijd, werd gebruikt om de doden te verzamelen, wonden te genezen en uit te rusten. De Grieken hadden zich terug getrokken buiten schootsafstand in hun grote tenten waar de soldaten konden rusten en eten.
De grond voor de poort was rood van het bloed gemengd met de modder. De Trojanen stonden toe dat kleine groepjes Grieken hun doden kwamen ophalen.
Beiden kampen hadden te maken met een uitputting van hun manschappen. De Trojaanse begraafplaatsen waren vol, zodat de doden verbrand moesten worden wat overigens heel lastig was in dit weer.
Voor de Grieken was het wat lastiger, want de doden konden niet mee terug genomen worden naar het thuis land en begraven worden op het land van de vijand kon niet, dat zou heiligenschennis zijn, dus ook zei maakten gebruik van vuur om hun doden te verbranden.
Legeraanvoerders uit het kamp van de Grieken waren bezig nieuwe plannen te maken voor een mogelijke laatste aanval, maar ze wisten dat hun soldaten rust nodig hadden anders zouden zij ze zo de dood in sturen. De reserves raakten uitgeput, en er waren nog maar weinig soldaten die nog geen verwonding had opgelopen.
Ook de weersomstandigheden wilde zeker niet meewerken. Vele soldaten klaagden over voedselvergiftiging, verkoudheden, griepjes, pijn in het lichaam en veel meer van zulke kwaaltjes.
Het was voor de Grieken zo lastig om nu nog goede strategieën te bedenken omdat ze rekening moesten houden met het weer, gewonden en het dalende aantal actieve soldaten.
Ze hadden altijd nog 1 laatste troef in handen, maar die wilden ze het liefst voor het laatst bewaren, maar je kon zeggen dat dat nu al bijna was…
Het beroemde paard van Troje, waar je Grieken al nachtenlang in het geheim aan hadden gewerkt als laatste redmiddel. De leiding over de legers had niet veel keus meer. Of een frontale aanval met de kans al hun soldaten te verliezen, of deze manoeuvre, maar dan de kans lopen op een hoop verliezen en weinig doden van de vijand.
De hele nacht lang werd er over gediscussieerd. De koning der Grieken was vanaf het begin af aan voor dit plan, mede omdat hij de bedenker was. Maar een belangrijke machtsgroep was het er niet mee eens. Dit waren vooral de verschillende generaals, die de leiding hadden over eigen deel van het leger. Ieder van hen wilde deze operatie, als deze zou worden uitgevoerd, willen aanvoeren om alle roem op zichzelf te vestigen.
Diep in de nacht liepen de gemoederen hoog op. Woede uitbarstingen kwamen vaker voor dan gewoonlijk, en de dodelijke blikken die werden uitgedeeld waren dodelijker dan een bliksemschicht van Zeus.
Maar tegen de ochtend waren ze er uit. Iedere generaal zou zijn beste mannen sturen die zich in het paard zouden gaan verstoppen. Het zou dus het paard worden.
De Trojanen wisten dat de Grieken niet in het donker zouden aanvallen, dus maakten zij zich op voor een paar uur slaap. De wacht op de muur werd verminderd en de vuren werden aangestoken, en opnieuw aangestoken wanneer deze werden uitgeregend.
Ondertussen waren de Grieken in hun kamp druk bezig met pakken. Stilletjes werden alle tenten en voorraden op de aanwezige karren geladen, en terug naar de boten gereden.
Gewonden en zieken werden door andere soldaten de schepen op geholpen, zo min mogelijk geluid makend.
Het levensgrote paard dat tot nu toe achter wat heuvels had gestaan werd nu in het donker naar voren getrokken.
Via een touwladder dat uit de buik van het paard kwam konden een groep frisse soldaten naar binnen klimmen.
De Grieken zouden natuurlijk niet vertrekken, maar het was maar een schijnbeweging. de rest van de Grieken met alle materialen stapten in de boten en lieten alles achter behalve het houten paard. Ze zouden niet te ver weg varen, maar ver genoeg dat ze niet gezien konden worden.
De Grieken hadden het slim aangepakt. Naast het paard werden een paar lijken gelegd waarvan de lichamen vervormd waren met vreemde ziektes.
Er werd gehoopt dat de Trojanen erin zouden trappen. Ze zouden moeten denken dat de Grieken gestraft werden door de goden omdat ze heilig land hadden geschonden en daardoor werden gestraft door de pest.
Het paard zou dan een geschenk zijn om hun spijt te betuigen, en te hopen dat de toorn van de goden niet zwaar genoeg zou zijn om Griekenland te teisteren.
De volgende ochtend bij het opkomen van de zon werden de eerste bellen geluid en klonk het eerste geschreeuw vanaf de muur. ‘’de Grieken zijn weg, de Grieken zijn weg!’’
Er werd flink gejuicht door de aanwezige soldaten, vrouwen en kinderen achter de muur. Het regende en onweerde nog steeds, maar dat kon deze mensen nu niet meer deren. Ze hadden gewonnen!
Even later viel het paard pas op, samen met de omringende lijken. Het houten paard dat midden in de modder stond, zielig en alleen met alleen de dode lijken en de regen die het gezelschap hielden. De Trojanen vonden het een overwinning geschenk van de Grieken, dus werd het paard naar binnen gehaald. Blije soldaten trokken het immens grote paard met touwen door de modder naar binnen, waar het op het binnenplein werd gezet als aandenken.
Die dag zou een dag om te feesten worden voor de Trojanen.
Die avond werden overwinningsliederen gezongen uit ieders keel die zich Trojaans voelde. Wijn vloeide in overvloed, en dieren werden geslacht voor het vlees.
Er werd gefeest tot diep in de nacht, maar de soldaten hadden nog steeds hun rust nodig ondanks deze grote overwinning.
Ze trokken zich terug in hun huizen naar hun vrouwen en kinderen, of naar de kazerne als ze nog dienst hadden.
Het paard stond afgedankt op het plein. Niemand lette er meer op en het werd ook amper verlicht.
De weinige wachten op de muur die nu dienst hadden stonden met kruiken wijn in hun handen te praten en te lachen. Er viel niet veel meer te zien voor hen, maar ze hadden niet door dat diep in de nacht de Griekse troepen terug voeren naar Trojaans grondgebied. Stilletjes kwamen de honderden boten aan land en sprongen de soldaten zo zacht mogelijk aan land. Zo snel en stil als ze konden sprintte ze naar de rotsen die het dichts bij de muur in de buurt zaten.
Ondertussen in het kamp van de Trojanen gebeurde er iets met het paard. Een groep in zwart geklede mannen klom via een touwladder uit de buik van het paard, gewapend met zwaarden, bijlen, bogen en dolken. Niemand lette meer op het geschenk van de Grieken, dus deze mannen vielen ook niet op evenals het gat dat ineens was ontstaan in de buik van het paard.
De zwarte mannen verspreidde zich over het Trojaanse kamp. Elke wacht die niet oplette werd zijn keel door gesneden, en stierf met grote ogen van verbazing. Een groep Griekse mannen sloop de trap van de muur op. Daar werden alle wachten een voor een stilletjes uitgeschakeld totdat er geen wacht meer was die de bellen kon luiden. Terwijl de regen zich mengde met het bloed op de muur, werd de poort geopend van binnenuit. Dit was niet onopgemerkt gebleven, maar het was al te laat.
De opgekropte woede en adrenaline kwam in een keer los toen de soldaten door de open poort renden. Op andere uitkijkposten werden nu wel de bellen geluid, en de stad ontwaakte uit een roes.
Trojaanse soldaten kwamen in trosjes uit huizen, maar werden een prooi voor hongerige Grieken, die belust waren op Trojaans bloed. Het was onmogelijk voor de Trojanen om nog wat uit te voeren. De sterkste verdediging die ze hadden was uitgeschakeld: de Muur. De ongeorganiseerde bende van de Trojanen werd zo afgeslacht . De Trojanen konden niet meer gebruiken maken van hun machtige muur en hun boogschutters en moesten het nu 1 op 1 op de grond uitvechten.
De Grieken waren wakker en vol adrenaline in tegenstelling tot hun tegenstanders die met dronken koppen bang naar buiten stormden. Er was helemaal geen tactiek voor hun voor zoiets dus ze wisten niet wat te doen. De storm maakte het er alleen maar lastiger op.
De inwoners van de stad werden steeds dieper de stad in gestuurd. Vrouwen met kinderen in hun armen probeerde te ontkomen aan de Griekse moordmachines, maar er leek niet veel hoop meer voor hun. Bange soldaten probeerden hun vrouwen te verdedigen, maar voor ze het wisten lagen ze al op de grond, dood bloedend.
De eerste rookpluimen stegen al omhoog van verschillende gebouwen die vlamgevat hadden. Vuur verspreidde zich over de stad. Huis na huis werd verwoest door de vuurmassa waartegen zelfs de regen niets kon doen.
Van overal klonk gekrijs en geluiden van gevechten. Waar je ook naartoe rende, je was niet veilig meer. De meeste mensen vluchtte naar de grote kerk, achter in de stad waar ze hoopten veilig te zijn. Steeds meer vrouwen, kinderen en gewonde mannen kwamen rennend op de kerk af.
Ook de mensen van adel en andere belangrijke personen waren aanwezig, bang al hun macht te verliezen.
Om het nog erger te maken begon de grond te schudden, wat zorgde voor nog meer onrust tussen de mensen. Verschillende gebouwen zakten in onder het geweld, maar de gevechten gingen gewoon door.
De Grieken trokken steeds verder op naar de stad, alles plunderend, moordend en afbrandend wat ze maar tegen kwamen
Moeders werden van hun kinderen afgeslingerd die huilend in hoekjes zaten, schreeuwend om hun ouders.
Steeds vaker en harder begon de grond te schudden en er ontstonden scheuren door de stad. Mensen werden omver geworpen en grote gaten ontstonden in de wegen.
De Trojanen waren ontsteld. Hoe kregen de Grieken dit nu weer voor elkaar? Er werd bang afgevraagd of de goden zich tegen hen hadden gekeerd, maar de Grieken dachten hetzelfde. Bang voor deze bedrijging, maar de plunderingen die ze konden maken waren belangrijker en kreeg ook de grootste prioriteit.
Het zou niet lang duren of de Grieken zouden ook in de buurt komen van de kerk die nu bijna helemaal vol was met het verzamelde volk Velen zaten hier op hun knieën, biddend naar hun goden.
De geluiden van gevechten en stervende mensen overstemde nu het geluid van de regen en onweer. Mensen probeerde zich te verstoppen waar ze konden maar het mocht niet baten. Steeds dichter kwamen de Grieken bij het eind van de stad aan. Het zou niet langer dan een paar uur duren voordat zij de stad zouden bezitten en dan nog een paar uren totdat deze met de grond gelijk gemaakt zou zijn.
De priester van de kerk probeerde de mensen in rust te houden. Hij riep hen op tot een laatste gebed. Veel mensen draaiden in hun laatst hoop naar hem toe en begonnen mee te bidden.
In het donker was de lucht moeilijk te zien, maar opeens opende de lucht zich. In het zwart van de nacht ontkiemde zich een blauwe vlek die zich steeds meer verspreidde over de hemel.
Het begon steeds harder te waaien en het leek net of alles in de richting van de lucht werd getrokken.
Gevechten werden gestaakt, gebeden werden gestopt en lijken draaiden zich om in hun graf bij wijze van.
Alles en iedereen was nu geconcentreerd op het schouwspel in de lucht. Steeds dieper werd het blauw in het centrum van het blauw totdat het naar beneden kwam met een grote flits. De stad schokte en iedereen klampte zich in doodsangst aan iets vast.
Als een pijl flitste het blauw naar beneden. Mensen werden verblind door het ineens zo felle licht. De straal had de grond geraakt zonder ook maar iets te laten horen. Mensen wisten niet meer wat te doen. De straal was zo breed dat niemand wist hoeveel hij van de stad had weg gevaagd. Hij was buiten de stad terecht gekomen en vanuit de kerk was hij duidelijk te zien. Het enige wat nog in de weg stond waren een paar huizen en een lage muur.
De priester nam snel het woord, en vertelde de mensen dat dit een teken was van de goden. Zij kwamen hen redden van de toorn van de Grieken. Mensen begonnen te rennen in de richting van de blauwe zuil met de schamele bezittingen die ze hadden. Vanuit alle richtingen kwamen opeens mensen aangerend die zich eerst verstopt hadden, maar nu de rest volgde in de richting van het wonder.
Ook buiten de stad woonden er mensen, voornamelijk vrije boeren die verder niets met Troje te maken hadden, alleen maar met hun handelden. Zij hadden de rook vanuit de stad allang gezien en wisten dat de Grieken waren doorgebroken in de stad. in hun hutten waren de geluiden duidelijk te horen geweest van moord en verminking. Velen hadden al hun bezittingen op karren geladen, klaar om te vertrekken van het land.
Toen dit wonder zich had voorgedaan wisten ook zij niet wat te doen. Vluchten voor de Grieken, of hopen op een wonder van de goden en kijken wat dit was. Meningen waren verdeeld en verschillende boerengemeenschappen vertrokken in de richting van de enorme blauwe pilaar, gefascineerd door zijn schoonheid, en andere groepen trokken in alle haast de andere kant op dieper het land in.
De mensen die het dichtst aan de buitenrand van de stad woonden arriveerden al aan de rand van de blauwe pilaar, om daar te wachten op de rest en dan te zien wat er zou gebeuren met de pilaar of met hun.
Steeds meer mensen van binnen en buiten de stad voegden zich bij hen.
Doodsangst groeide onder de aanwezige omdat dit wel eens hun laatste redmiddel zou kunnen zijn.
Ondertussen wisten de Grieken ook niet wat te doen. Ze zagen alle Trojanen vertrekken in de richting van het net vertoonde wonder, maar ook zij moesten kiezen. Als ze achter de Trojanen aan zouden jagen zouden ze de kans lopen te sterven door dit gevaarte, of ze konden blijven leven, feest vieren, en er met de buit vandoor gaan.
Voor de Grieken werd het teken gegeven om te blijven waar ze waren en niet de achtervolging in te zetten. Gevechten werden gestaakt en steeds meer mensen trokken in de richting van de pilaar. Honderden stonden er al, en duizenden kwamen er nog aan.
In de hele omtrek van de blauwe zuil stonden nu mensen, rijen dik bang maar verwachtingsvol te wachten.
Mensen hielden zich aan elkaar vast omdat ze bang waren dat ze anders de dood tegemoet zouden zien als ze door de wind meegesleurd zouden worden.
Blikken schoten van de blauwe kolos naar de kolos en omgedraaid, maar na een paar minuten werd het wel duidelijk dat de Grieken de achtervolging niet zouden inzetten.
Ondertussen was ook het leger weer een beetje georganiseerd. De koning had op tijd weten te vluchten samen met zijn zoon, zijn vrouw en een groot deel van de raadsleden en bedienden uit het kasteel.
Niet lang daarna toen de meeste er waren verdween de zuil zo snel als hij was gekomen. Alles was weer donker en het enige aandenken van dit wonder was de grote krater voor de neuzen van alle mensen.
In het midden van alle duisternis scheen één vlek.
Niet duidelijk zichtbaar van zo’n afstand, maar men wist dat dit een geschenk van hun goden was. Als een man renden de mensen op het ding in het midden af, alle angst van zich afschuddend. Hoe dichterbij, hoe duidelijker het werd.
Het leek een soort raam te zijn dat in de lucht hing. Nog dichterbij werden de kleuren duidelijk en leek het net alsof er zich een andere wereld bevond aan de andere kant van het raam! De dichtstbijzijnde mensen aarzelden nog even, maar hadden geen keus omdat ze verder werden geduwd door de massa mensen, dieren en karren.
Uiteindelijk verdwenen de eerste mensen, gevolgd door de koning en zijn soldaten, door het gat naar de groene velden, hopelijk een goede toekomst tegemoet.
counter
maandag 5 januari 2009
mijn verhaal Hoofdstuk 1
Geen levend wezen zou ooit weten wat er was gebeurd op die donkere dag.
Een zwarte dag dat een begin zou brengen in een episch gevecht om de redding van één wereld…
HOOFDSTUK 1
( rond 4000 v.C. De Aarde, Westelijke Sahara, Afrika)
De grond was nu al 2 dagen onafgebroken aan het beven. Grote scheuren ontstonden in de droge grond, en landschappen werden verminkt of zelfs helemaal verwoest.
De simpele huizen van het nomadenvolk stortten als kaartenhuizen in elkaar.
Deze kleine dorpjes gelegen in de Westelijke Sahara in het westen van Afrika zouden nooit stand kunnen houden tegen dit grof geweld der natuur.
Mannen liepen al uren uit te kijken naar een mogenlijke vijand met hun zelfgemaakte wapens in hun handen. En bij degene waar je het gezicht kon lezen zag je diepe rimpels van angst.
Vrouwen liepen, met kinderen in hun armen of langs hun benen, rond de instortende hutjes. Ook bij hun viel de angst te lezen in de ogen, maar ook in de manier van gedragen. Deze vrouwen of kinderen probeerden uit angst voor eigen leven te redden wat ze konden. Kinderen groeven met hun kleine handen in het puin opzoek naar iets om hun ouders blij te maken.
De lucht kolkte en regen viel met bakken uit de hemel. Grote modderplassen ontstonden rond de stugge woningen van het volk. Magere dieren zoals honden zochten hoger gebied op omdat ze anders zouden worden weg gespoeld door de gestaag groeiende massa slijk en modder.
Waar de wolken het hevigst rondtolden schoten bliksemschichten naar de aarde op zoek naar een doel. Bomen vlogen in brand, brandplekken ontstonden op de grote zandvlakten en geiten werden geroosterd.
De Nomaden hadden geen scholing gehad en wisten niet wat dit alles betekende. De ouderen, die de hoogste aanzien hadden, zeiden dat dit de toorn van een god was, wat werd geloofd door de anderen die niet beter wisten.
Elke dag namen de aardbevingen en regenbuien toe. Het volk kreeg zelfs te maken met iets nieuws. Hagel. Grote klompen vastgeklonken regen daalden neer op de bange mensen. Deze keken verbaasd naar de schade wat dit natuurverschijnsel teweeg bracht. Het vreemde eraan was vooral dat de temperatuur nog warm genoeg was, waardoor de klompjes ijs ook direct smolten.
Mensen vielen neer met hoofdletsel of andere verwondingen. Vrouwen probeerden hun kinderen veilig te houden. Binnen konden ze niet schuilen want de hagelstenen gingen dwars door het nietige dak van dunne bamboestokken met geweven palmbladeren eroverheen.
Geiten probeerden te vluchten voor deze vallende pijn, maar konden niet omdat ze vast zaten aan touwen. Proberen onder de weinige bomen in de buurt te schuilen was het enige wat ze konden, zorgen dat ze niet nog meer wonden opliepen. Integendeel tot de dieren waren de inwoners van de dorpen heel anders bezig. Deze liepen kriskras door elkaar schreeuwend en jammerend niet wetend wat te doen.
De hagel en onweer was tijdelijk maar de hevige regenval waren nu al een paar dagen onophoudelijk bezig. Gewonden konden moeilijk verzorgt worden omdat er niet veel droge plekke waren. Totale voedselvoorraden waren verwoest en akkers verpest. Als dit weer niet zou verdwijnen binnen een paar dagen zouden de eerste slachtoffers vallen.
Ook was het waterspiegel van het grote meer sterk aan het stijgen. Kleine dammetjes die in vroegere tijden waren gebouwd om grond te beschermen waren nu nergens meer te zien. De laatste jaren was het waterspiegel alleen maar gezakt zodat deze mensen konden gaan oogsten op het slik dat achterbleef omdat dat zeer vruchtbaar was, maar nu liepen al deze velden opnieuw onder. Het zou niet lang duren of een paar dorpen zouden al moeten zorgen dat ze gereed stonden al hun bezittingen te pakken en te verplaatsen naar een veiligere plek.
Het zag er slecht uit voor deze mensen…
Het gebeurde op de zevende regendag. De eerste doden waren al gevallen. Sommige aan de honger, zwaar gewonden of mensen die werden verzwolgen in modderstromen. Er waren er zelfs bij die zelfdoding de snelste manier vonden omdat ze geen zin hadden in een pijnlijke langzame dood. Er werd weinig moeite besteed aan de overledenen. Omdat de meeste elkaar toch niet kenden werd een lijk door 2 mannen opgepakt en op een afgelegen plek in de buurt van het meer gelegd in de hoop dat de modder de rest zou doen. Er was gewoon geen tijd voor simpele begrafenis met een ritueel gegeven door de Oudste.
Er werd niet geloofd in magie of iets dergelijks, maar wat op die dag gebeurde werd beschreven als een daad der goden. Als er iets van een schrift of een manier was geweest om het volgende op te schrijven zou er eeuwen later nog over gespeculeerd worden.
Rond het middaguur, het moment dat de zon het felst zou schijnen als die zichtbaar zou zijn, begonnen de donkere wolken steeds harder te draaien. Een soort van trechter achtige draaikolk in de lucht. De wind ging harder waaien en je zag duidelijk dat alle wolken de kant van de trechter op waaiden.
Dit verschijnsel was niet onopgemerkt gebleven. Mensen keken naar boven met de striemende regen in hun ogen en op hun simpele kleding, wijzend naar dit wonder. Kinderen keken met grote glimmende ogen, vrouwen en mannen met angstige ogen.
Naar een paar minuten begon de lucht te veranderen. De grijze massa begon een blauwere gloed aan te nemen die zienderogen feller werd.
Uiteindelijk was de gloed zo fel dat het door het wolkendek brak met een harde knap wat de aarde nog harder deed schudden en de hutjes die miraculeus nog stonden liet instorten.
Toen de blauwe gloed een gat creëerde in het donkere wolkendek schoot er een straal met een diameter van een klein meer naar beneden. Mensen doken in elkaar bang voor de klap, maar wonderbaarlijk genoeg bleef de knal uit.
Mensen stonden langzaam op en keken wat er gebeurde. De straal verdween niet. Blauwe vonken flikkerden van de grote blauwe pilaar af. Het licht was net niet fel genoeg dat je erdoorheen kon kijken, maar je kon duidelijk zien dat temidden van al dit geweld honderden verschillende tinten blauw door elkaar heen wervelden. Alles wat ook maar in de buurt stond werd na de pilaar toe getrokken. Deze was nog steeds aan het draaien, maar het mooiste was nog dat het in tegenovergestelde kant draaiden dan de wolken boven zich. Bomen dreigden af te breken en schapen en geiten verzette zich hevig tegen de kracht van de straal. Lokken haar en zomen van de kleding van de mensen die op bijna een halve mijl afstand stonden werden ligt aangetrokken. De grijze lucht hoopte zich op rondom de straal in de lucht. Het was niet duidelijk waar de straal vandaan kwam, alleen dat dit niet zomaar iets was, wist iedereen wel.
In verschillende dorpen gingen de oudsten met elkaar in gesprek. Deze gesprekken duurde uren voordat alle Oudsten er over eens waren. Ze zouden erop uit moeten trekken om uit te vinden wat dit verschijnsel betekende. Dit zou misschien wel de enige manier zijn om zichzelf te kunnen redden uit de benarde situaties waarin ze zich nu bevonden.
De straal markeerde een plek in de Sahara. Een open zandvlakte waar eens wat bomen hadden gestaan, maar waar nu niets meer van te bekennen was.
In verschillende dorpjes werd het teken gegeven om te pakken, tot opluchting bij sommige, maar ook tot bange blikken bij anderen. Al het materiaal dat nog bruikbaar was na de hevige regenval werden in karren geladen, die voortgetrokken werden door de geiten of gewoon door een mens.
Mannen hielden hun wapens bij de hand, bereid om hun levens te wagen door de vrouwen en de voorraden te verdedigen.
Er waren niet veel diplomatische overeenkomsten tussen de verschillende dorpen ondanks dat ze dicht bij elkaar lagen. Gevechten waren daarom niets nieuws, en daarom stonden alle mannen paraat voor onraad.
In een paar uur waren de eerste stammen al op weg naar de plek waar dit natuurverschijnsel de grond raakte. Vrouw, man en kind hadden de laatste drogen kleren aan getrokken om warm te blijven en minder te hoeven dragen. Vooral vrouwen droegen de karren met spullen, gewonden, kinderen of de ouderen die niet meer konden lopen.
Voor sommige stammen was het verder dan andere, maar na dik een uur dat de eerste groepen waren vertrokken kwamen de eerste al aan op hun eindbestemming.
De straal was zo felblauw dat je er amper in kon kijken. Je kon er sowieso bijna niet in kijken doordat waar de straal de grond raakte grote zandwolken omhoog kolkten.
Omdat de straal zo breed was kon je er niet zomaar langs kijken en moest je wachten op de plek waar je stond.
Nog steeds viel de regen met bakken naar beneden, maar minder erg als waar ze vandaan kwamen.
Steeds meer groepen mengden zich met de al aanwezige groepen. Natuurlijke werd er nog steeds een afstand bewaard tussen twee verschillende stammen, maar er werd wel gecommuniceerd.
Sommige mensen waren op hun knieën gezakt en waren aan het bidden en tegen de omvangrijke blauwe pilaar aan het praten, smekend dat alles goed zou komen.
Opeens stopte het met regenen. Mensen keken verbaasd op.(vooral degene die op hun knieën zaten konden een zacht glimlachje niet onderdrukken). De lucht stopte met kolken alsof de pilaar er niet was. De wolken die de pilaar omringden verdwenen beetje bij beetje, maar er bleef nog genoeg hangen om het meeste licht tegen te houden. Blauwe gloed stroomde over de gezichten van de aanwezige. Langgerekte schaduwen werden getrokken over de nog steeds doorweekte grond. Het duurde niet lang tot ook de pilaar scherpte begon te verliezen, en langzaam maar gestaag werd hij steeds dunner. Na een paar verbazingwekkende seconde was de pilaar totaal verdwenen, en waar hij had gestaan zat nu een groot gat in de grond. Een krater met een diameter van zeker 3 mijl. Alles wat er ooit gegroeid zou hebben was nu verdwenen en daarvoor in de plaats was er nu een kale vlakte met een blauw-zwart getinte ondergrond overgebleven. Temidden van dat gat stond iets. Nou ja, je kon ook zeggen dat het hing. Het was niet duidelijk te zien voor de vele honderden verschillende mensen aan de rand van de krater, maar het was duidelijk dat het er niet zomaar stond.
Mensen konden nu eindelijk verder kijken en het was verbazingwekkend hoeveel mensen er waren toegestroomd. Deze enorme krater was omringd met verschillende culturen en dialecten, allemaal bij elkaar voor dit wonder.
Op sommige plekken begonnen de eerste groepen zich los te maken van de rest. Op goed geluk verplaatsten ze zich naar het ding temidden van de krater.
Nog steeds waren de meeste niet overtuigd om de groep te volgen die wel op het centrum af liepen, en deze mensen bleven gespannen kijken naar wat er ging gebeuren.
Terwijl de eerste groepen dichterbij kwamen werd het voor hun doel wat zichtbaarder. Het was een soort van raam. Een gigantisch raam in de lucht. Het was niet al te duidelijk zichtbaar, maar als je door het raam keek zag je groen gras en verder weg zelfs bomen! Maar als je dan langs dit raam keek zag je niets anders dan donkerblauwe grond. Je kon al van veraf naar binnen kijken. Het was iets wat niemand van hen ooit had gezien. Niet zoiets als een klei tekening, want hier kon je in de diepte kijken. Je keek in een vlak landschap, groen met veel bomen en een strakblauwe lucht.
Iedereen keek naar de Oudste die op zijn beurt naar de poort bleef staren. Hij had twee keuzes: terug gaan en kans hebben tegen nog meer rare natuur verschijnselen op te lopen, of door de poort trekken om te ontdekken wat erachter bevind.
De keuze was redelijk snel gemaakt. De Oudste zwaaide met zijn beverige hand eerst naar de mensen die om hem heen stonden en daarna naar de poort. Hij werd ondersteunt door 2 sterke mannen. De oude man zei nog wat woorden in de oude taal tegen de goden totdat hij het teken gaf om door de poort te trekken.
Op goed geluk liepen de eerste groepen door de spiegelachtige zwevende vierkant en verdwenen over de velden. Toen de anderen zagen dat dit wonder geen kwaad deed vertrokken ze ook door de poort. Er werd nog getwijfeld, maar het was of dit, of terug naar de regen. Niet lang daarna waren alle groepen verdwenen door de poort, verwachtingsvol wat dit hun zou brengen…
Een zwarte dag dat een begin zou brengen in een episch gevecht om de redding van één wereld…
HOOFDSTUK 1
( rond 4000 v.C. De Aarde, Westelijke Sahara, Afrika)
De grond was nu al 2 dagen onafgebroken aan het beven. Grote scheuren ontstonden in de droge grond, en landschappen werden verminkt of zelfs helemaal verwoest.
De simpele huizen van het nomadenvolk stortten als kaartenhuizen in elkaar.
Deze kleine dorpjes gelegen in de Westelijke Sahara in het westen van Afrika zouden nooit stand kunnen houden tegen dit grof geweld der natuur.
Mannen liepen al uren uit te kijken naar een mogenlijke vijand met hun zelfgemaakte wapens in hun handen. En bij degene waar je het gezicht kon lezen zag je diepe rimpels van angst.
Vrouwen liepen, met kinderen in hun armen of langs hun benen, rond de instortende hutjes. Ook bij hun viel de angst te lezen in de ogen, maar ook in de manier van gedragen. Deze vrouwen of kinderen probeerden uit angst voor eigen leven te redden wat ze konden. Kinderen groeven met hun kleine handen in het puin opzoek naar iets om hun ouders blij te maken.
De lucht kolkte en regen viel met bakken uit de hemel. Grote modderplassen ontstonden rond de stugge woningen van het volk. Magere dieren zoals honden zochten hoger gebied op omdat ze anders zouden worden weg gespoeld door de gestaag groeiende massa slijk en modder.
Waar de wolken het hevigst rondtolden schoten bliksemschichten naar de aarde op zoek naar een doel. Bomen vlogen in brand, brandplekken ontstonden op de grote zandvlakten en geiten werden geroosterd.
De Nomaden hadden geen scholing gehad en wisten niet wat dit alles betekende. De ouderen, die de hoogste aanzien hadden, zeiden dat dit de toorn van een god was, wat werd geloofd door de anderen die niet beter wisten.
Elke dag namen de aardbevingen en regenbuien toe. Het volk kreeg zelfs te maken met iets nieuws. Hagel. Grote klompen vastgeklonken regen daalden neer op de bange mensen. Deze keken verbaasd naar de schade wat dit natuurverschijnsel teweeg bracht. Het vreemde eraan was vooral dat de temperatuur nog warm genoeg was, waardoor de klompjes ijs ook direct smolten.
Mensen vielen neer met hoofdletsel of andere verwondingen. Vrouwen probeerden hun kinderen veilig te houden. Binnen konden ze niet schuilen want de hagelstenen gingen dwars door het nietige dak van dunne bamboestokken met geweven palmbladeren eroverheen.
Geiten probeerden te vluchten voor deze vallende pijn, maar konden niet omdat ze vast zaten aan touwen. Proberen onder de weinige bomen in de buurt te schuilen was het enige wat ze konden, zorgen dat ze niet nog meer wonden opliepen. Integendeel tot de dieren waren de inwoners van de dorpen heel anders bezig. Deze liepen kriskras door elkaar schreeuwend en jammerend niet wetend wat te doen.
De hagel en onweer was tijdelijk maar de hevige regenval waren nu al een paar dagen onophoudelijk bezig. Gewonden konden moeilijk verzorgt worden omdat er niet veel droge plekke waren. Totale voedselvoorraden waren verwoest en akkers verpest. Als dit weer niet zou verdwijnen binnen een paar dagen zouden de eerste slachtoffers vallen.
Ook was het waterspiegel van het grote meer sterk aan het stijgen. Kleine dammetjes die in vroegere tijden waren gebouwd om grond te beschermen waren nu nergens meer te zien. De laatste jaren was het waterspiegel alleen maar gezakt zodat deze mensen konden gaan oogsten op het slik dat achterbleef omdat dat zeer vruchtbaar was, maar nu liepen al deze velden opnieuw onder. Het zou niet lang duren of een paar dorpen zouden al moeten zorgen dat ze gereed stonden al hun bezittingen te pakken en te verplaatsen naar een veiligere plek.
Het zag er slecht uit voor deze mensen…
Het gebeurde op de zevende regendag. De eerste doden waren al gevallen. Sommige aan de honger, zwaar gewonden of mensen die werden verzwolgen in modderstromen. Er waren er zelfs bij die zelfdoding de snelste manier vonden omdat ze geen zin hadden in een pijnlijke langzame dood. Er werd weinig moeite besteed aan de overledenen. Omdat de meeste elkaar toch niet kenden werd een lijk door 2 mannen opgepakt en op een afgelegen plek in de buurt van het meer gelegd in de hoop dat de modder de rest zou doen. Er was gewoon geen tijd voor simpele begrafenis met een ritueel gegeven door de Oudste.
Er werd niet geloofd in magie of iets dergelijks, maar wat op die dag gebeurde werd beschreven als een daad der goden. Als er iets van een schrift of een manier was geweest om het volgende op te schrijven zou er eeuwen later nog over gespeculeerd worden.
Rond het middaguur, het moment dat de zon het felst zou schijnen als die zichtbaar zou zijn, begonnen de donkere wolken steeds harder te draaien. Een soort van trechter achtige draaikolk in de lucht. De wind ging harder waaien en je zag duidelijk dat alle wolken de kant van de trechter op waaiden.
Dit verschijnsel was niet onopgemerkt gebleven. Mensen keken naar boven met de striemende regen in hun ogen en op hun simpele kleding, wijzend naar dit wonder. Kinderen keken met grote glimmende ogen, vrouwen en mannen met angstige ogen.
Naar een paar minuten begon de lucht te veranderen. De grijze massa begon een blauwere gloed aan te nemen die zienderogen feller werd.
Uiteindelijk was de gloed zo fel dat het door het wolkendek brak met een harde knap wat de aarde nog harder deed schudden en de hutjes die miraculeus nog stonden liet instorten.
Toen de blauwe gloed een gat creëerde in het donkere wolkendek schoot er een straal met een diameter van een klein meer naar beneden. Mensen doken in elkaar bang voor de klap, maar wonderbaarlijk genoeg bleef de knal uit.
Mensen stonden langzaam op en keken wat er gebeurde. De straal verdween niet. Blauwe vonken flikkerden van de grote blauwe pilaar af. Het licht was net niet fel genoeg dat je erdoorheen kon kijken, maar je kon duidelijk zien dat temidden van al dit geweld honderden verschillende tinten blauw door elkaar heen wervelden. Alles wat ook maar in de buurt stond werd na de pilaar toe getrokken. Deze was nog steeds aan het draaien, maar het mooiste was nog dat het in tegenovergestelde kant draaiden dan de wolken boven zich. Bomen dreigden af te breken en schapen en geiten verzette zich hevig tegen de kracht van de straal. Lokken haar en zomen van de kleding van de mensen die op bijna een halve mijl afstand stonden werden ligt aangetrokken. De grijze lucht hoopte zich op rondom de straal in de lucht. Het was niet duidelijk waar de straal vandaan kwam, alleen dat dit niet zomaar iets was, wist iedereen wel.
In verschillende dorpen gingen de oudsten met elkaar in gesprek. Deze gesprekken duurde uren voordat alle Oudsten er over eens waren. Ze zouden erop uit moeten trekken om uit te vinden wat dit verschijnsel betekende. Dit zou misschien wel de enige manier zijn om zichzelf te kunnen redden uit de benarde situaties waarin ze zich nu bevonden.
De straal markeerde een plek in de Sahara. Een open zandvlakte waar eens wat bomen hadden gestaan, maar waar nu niets meer van te bekennen was.
In verschillende dorpjes werd het teken gegeven om te pakken, tot opluchting bij sommige, maar ook tot bange blikken bij anderen. Al het materiaal dat nog bruikbaar was na de hevige regenval werden in karren geladen, die voortgetrokken werden door de geiten of gewoon door een mens.
Mannen hielden hun wapens bij de hand, bereid om hun levens te wagen door de vrouwen en de voorraden te verdedigen.
Er waren niet veel diplomatische overeenkomsten tussen de verschillende dorpen ondanks dat ze dicht bij elkaar lagen. Gevechten waren daarom niets nieuws, en daarom stonden alle mannen paraat voor onraad.
In een paar uur waren de eerste stammen al op weg naar de plek waar dit natuurverschijnsel de grond raakte. Vrouw, man en kind hadden de laatste drogen kleren aan getrokken om warm te blijven en minder te hoeven dragen. Vooral vrouwen droegen de karren met spullen, gewonden, kinderen of de ouderen die niet meer konden lopen.
Voor sommige stammen was het verder dan andere, maar na dik een uur dat de eerste groepen waren vertrokken kwamen de eerste al aan op hun eindbestemming.
De straal was zo felblauw dat je er amper in kon kijken. Je kon er sowieso bijna niet in kijken doordat waar de straal de grond raakte grote zandwolken omhoog kolkten.
Omdat de straal zo breed was kon je er niet zomaar langs kijken en moest je wachten op de plek waar je stond.
Nog steeds viel de regen met bakken naar beneden, maar minder erg als waar ze vandaan kwamen.
Steeds meer groepen mengden zich met de al aanwezige groepen. Natuurlijke werd er nog steeds een afstand bewaard tussen twee verschillende stammen, maar er werd wel gecommuniceerd.
Sommige mensen waren op hun knieën gezakt en waren aan het bidden en tegen de omvangrijke blauwe pilaar aan het praten, smekend dat alles goed zou komen.
Opeens stopte het met regenen. Mensen keken verbaasd op.(vooral degene die op hun knieën zaten konden een zacht glimlachje niet onderdrukken). De lucht stopte met kolken alsof de pilaar er niet was. De wolken die de pilaar omringden verdwenen beetje bij beetje, maar er bleef nog genoeg hangen om het meeste licht tegen te houden. Blauwe gloed stroomde over de gezichten van de aanwezige. Langgerekte schaduwen werden getrokken over de nog steeds doorweekte grond. Het duurde niet lang tot ook de pilaar scherpte begon te verliezen, en langzaam maar gestaag werd hij steeds dunner. Na een paar verbazingwekkende seconde was de pilaar totaal verdwenen, en waar hij had gestaan zat nu een groot gat in de grond. Een krater met een diameter van zeker 3 mijl. Alles wat er ooit gegroeid zou hebben was nu verdwenen en daarvoor in de plaats was er nu een kale vlakte met een blauw-zwart getinte ondergrond overgebleven. Temidden van dat gat stond iets. Nou ja, je kon ook zeggen dat het hing. Het was niet duidelijk te zien voor de vele honderden verschillende mensen aan de rand van de krater, maar het was duidelijk dat het er niet zomaar stond.
Mensen konden nu eindelijk verder kijken en het was verbazingwekkend hoeveel mensen er waren toegestroomd. Deze enorme krater was omringd met verschillende culturen en dialecten, allemaal bij elkaar voor dit wonder.
Op sommige plekken begonnen de eerste groepen zich los te maken van de rest. Op goed geluk verplaatsten ze zich naar het ding temidden van de krater.
Nog steeds waren de meeste niet overtuigd om de groep te volgen die wel op het centrum af liepen, en deze mensen bleven gespannen kijken naar wat er ging gebeuren.
Terwijl de eerste groepen dichterbij kwamen werd het voor hun doel wat zichtbaarder. Het was een soort van raam. Een gigantisch raam in de lucht. Het was niet al te duidelijk zichtbaar, maar als je door het raam keek zag je groen gras en verder weg zelfs bomen! Maar als je dan langs dit raam keek zag je niets anders dan donkerblauwe grond. Je kon al van veraf naar binnen kijken. Het was iets wat niemand van hen ooit had gezien. Niet zoiets als een klei tekening, want hier kon je in de diepte kijken. Je keek in een vlak landschap, groen met veel bomen en een strakblauwe lucht.
Iedereen keek naar de Oudste die op zijn beurt naar de poort bleef staren. Hij had twee keuzes: terug gaan en kans hebben tegen nog meer rare natuur verschijnselen op te lopen, of door de poort trekken om te ontdekken wat erachter bevind.
De keuze was redelijk snel gemaakt. De Oudste zwaaide met zijn beverige hand eerst naar de mensen die om hem heen stonden en daarna naar de poort. Hij werd ondersteunt door 2 sterke mannen. De oude man zei nog wat woorden in de oude taal tegen de goden totdat hij het teken gaf om door de poort te trekken.
Op goed geluk liepen de eerste groepen door de spiegelachtige zwevende vierkant en verdwenen over de velden. Toen de anderen zagen dat dit wonder geen kwaad deed vertrokken ze ook door de poort. Er werd nog getwijfeld, maar het was of dit, of terug naar de regen. Niet lang daarna waren alle groepen verdwenen door de poort, verwachtingsvol wat dit hun zou brengen…
Abonneren op:
Posts (Atom)