Geen levend wezen zou ooit weten wat er was gebeurd op die donkere dag.
Een zwarte dag dat een begin zou brengen in een episch gevecht om de redding van één wereld…
HOOFDSTUK 1
( rond 4000 v.C. De Aarde, Westelijke Sahara, Afrika)
De grond was nu al 2 dagen onafgebroken aan het beven. Grote scheuren ontstonden in de droge grond, en landschappen werden verminkt of zelfs helemaal verwoest.
De simpele huizen van het nomadenvolk stortten als kaartenhuizen in elkaar.
Deze kleine dorpjes gelegen in de Westelijke Sahara in het westen van Afrika zouden nooit stand kunnen houden tegen dit grof geweld der natuur.
Mannen liepen al uren uit te kijken naar een mogenlijke vijand met hun zelfgemaakte wapens in hun handen. En bij degene waar je het gezicht kon lezen zag je diepe rimpels van angst.
Vrouwen liepen, met kinderen in hun armen of langs hun benen, rond de instortende hutjes. Ook bij hun viel de angst te lezen in de ogen, maar ook in de manier van gedragen. Deze vrouwen of kinderen probeerden uit angst voor eigen leven te redden wat ze konden. Kinderen groeven met hun kleine handen in het puin opzoek naar iets om hun ouders blij te maken.
De lucht kolkte en regen viel met bakken uit de hemel. Grote modderplassen ontstonden rond de stugge woningen van het volk. Magere dieren zoals honden zochten hoger gebied op omdat ze anders zouden worden weg gespoeld door de gestaag groeiende massa slijk en modder.
Waar de wolken het hevigst rondtolden schoten bliksemschichten naar de aarde op zoek naar een doel. Bomen vlogen in brand, brandplekken ontstonden op de grote zandvlakten en geiten werden geroosterd.
De Nomaden hadden geen scholing gehad en wisten niet wat dit alles betekende. De ouderen, die de hoogste aanzien hadden, zeiden dat dit de toorn van een god was, wat werd geloofd door de anderen die niet beter wisten.
Elke dag namen de aardbevingen en regenbuien toe. Het volk kreeg zelfs te maken met iets nieuws. Hagel. Grote klompen vastgeklonken regen daalden neer op de bange mensen. Deze keken verbaasd naar de schade wat dit natuurverschijnsel teweeg bracht. Het vreemde eraan was vooral dat de temperatuur nog warm genoeg was, waardoor de klompjes ijs ook direct smolten.
Mensen vielen neer met hoofdletsel of andere verwondingen. Vrouwen probeerden hun kinderen veilig te houden. Binnen konden ze niet schuilen want de hagelstenen gingen dwars door het nietige dak van dunne bamboestokken met geweven palmbladeren eroverheen.
Geiten probeerden te vluchten voor deze vallende pijn, maar konden niet omdat ze vast zaten aan touwen. Proberen onder de weinige bomen in de buurt te schuilen was het enige wat ze konden, zorgen dat ze niet nog meer wonden opliepen. Integendeel tot de dieren waren de inwoners van de dorpen heel anders bezig. Deze liepen kriskras door elkaar schreeuwend en jammerend niet wetend wat te doen.
De hagel en onweer was tijdelijk maar de hevige regenval waren nu al een paar dagen onophoudelijk bezig. Gewonden konden moeilijk verzorgt worden omdat er niet veel droge plekke waren. Totale voedselvoorraden waren verwoest en akkers verpest. Als dit weer niet zou verdwijnen binnen een paar dagen zouden de eerste slachtoffers vallen.
Ook was het waterspiegel van het grote meer sterk aan het stijgen. Kleine dammetjes die in vroegere tijden waren gebouwd om grond te beschermen waren nu nergens meer te zien. De laatste jaren was het waterspiegel alleen maar gezakt zodat deze mensen konden gaan oogsten op het slik dat achterbleef omdat dat zeer vruchtbaar was, maar nu liepen al deze velden opnieuw onder. Het zou niet lang duren of een paar dorpen zouden al moeten zorgen dat ze gereed stonden al hun bezittingen te pakken en te verplaatsen naar een veiligere plek.
Het zag er slecht uit voor deze mensen…
Het gebeurde op de zevende regendag. De eerste doden waren al gevallen. Sommige aan de honger, zwaar gewonden of mensen die werden verzwolgen in modderstromen. Er waren er zelfs bij die zelfdoding de snelste manier vonden omdat ze geen zin hadden in een pijnlijke langzame dood. Er werd weinig moeite besteed aan de overledenen. Omdat de meeste elkaar toch niet kenden werd een lijk door 2 mannen opgepakt en op een afgelegen plek in de buurt van het meer gelegd in de hoop dat de modder de rest zou doen. Er was gewoon geen tijd voor simpele begrafenis met een ritueel gegeven door de Oudste.
Er werd niet geloofd in magie of iets dergelijks, maar wat op die dag gebeurde werd beschreven als een daad der goden. Als er iets van een schrift of een manier was geweest om het volgende op te schrijven zou er eeuwen later nog over gespeculeerd worden.
Rond het middaguur, het moment dat de zon het felst zou schijnen als die zichtbaar zou zijn, begonnen de donkere wolken steeds harder te draaien. Een soort van trechter achtige draaikolk in de lucht. De wind ging harder waaien en je zag duidelijk dat alle wolken de kant van de trechter op waaiden.
Dit verschijnsel was niet onopgemerkt gebleven. Mensen keken naar boven met de striemende regen in hun ogen en op hun simpele kleding, wijzend naar dit wonder. Kinderen keken met grote glimmende ogen, vrouwen en mannen met angstige ogen.
Naar een paar minuten begon de lucht te veranderen. De grijze massa begon een blauwere gloed aan te nemen die zienderogen feller werd.
Uiteindelijk was de gloed zo fel dat het door het wolkendek brak met een harde knap wat de aarde nog harder deed schudden en de hutjes die miraculeus nog stonden liet instorten.
Toen de blauwe gloed een gat creëerde in het donkere wolkendek schoot er een straal met een diameter van een klein meer naar beneden. Mensen doken in elkaar bang voor de klap, maar wonderbaarlijk genoeg bleef de knal uit.
Mensen stonden langzaam op en keken wat er gebeurde. De straal verdween niet. Blauwe vonken flikkerden van de grote blauwe pilaar af. Het licht was net niet fel genoeg dat je erdoorheen kon kijken, maar je kon duidelijk zien dat temidden van al dit geweld honderden verschillende tinten blauw door elkaar heen wervelden. Alles wat ook maar in de buurt stond werd na de pilaar toe getrokken. Deze was nog steeds aan het draaien, maar het mooiste was nog dat het in tegenovergestelde kant draaiden dan de wolken boven zich. Bomen dreigden af te breken en schapen en geiten verzette zich hevig tegen de kracht van de straal. Lokken haar en zomen van de kleding van de mensen die op bijna een halve mijl afstand stonden werden ligt aangetrokken. De grijze lucht hoopte zich op rondom de straal in de lucht. Het was niet duidelijk waar de straal vandaan kwam, alleen dat dit niet zomaar iets was, wist iedereen wel.
In verschillende dorpen gingen de oudsten met elkaar in gesprek. Deze gesprekken duurde uren voordat alle Oudsten er over eens waren. Ze zouden erop uit moeten trekken om uit te vinden wat dit verschijnsel betekende. Dit zou misschien wel de enige manier zijn om zichzelf te kunnen redden uit de benarde situaties waarin ze zich nu bevonden.
De straal markeerde een plek in de Sahara. Een open zandvlakte waar eens wat bomen hadden gestaan, maar waar nu niets meer van te bekennen was.
In verschillende dorpjes werd het teken gegeven om te pakken, tot opluchting bij sommige, maar ook tot bange blikken bij anderen. Al het materiaal dat nog bruikbaar was na de hevige regenval werden in karren geladen, die voortgetrokken werden door de geiten of gewoon door een mens.
Mannen hielden hun wapens bij de hand, bereid om hun levens te wagen door de vrouwen en de voorraden te verdedigen.
Er waren niet veel diplomatische overeenkomsten tussen de verschillende dorpen ondanks dat ze dicht bij elkaar lagen. Gevechten waren daarom niets nieuws, en daarom stonden alle mannen paraat voor onraad.
In een paar uur waren de eerste stammen al op weg naar de plek waar dit natuurverschijnsel de grond raakte. Vrouw, man en kind hadden de laatste drogen kleren aan getrokken om warm te blijven en minder te hoeven dragen. Vooral vrouwen droegen de karren met spullen, gewonden, kinderen of de ouderen die niet meer konden lopen.
Voor sommige stammen was het verder dan andere, maar na dik een uur dat de eerste groepen waren vertrokken kwamen de eerste al aan op hun eindbestemming.
De straal was zo felblauw dat je er amper in kon kijken. Je kon er sowieso bijna niet in kijken doordat waar de straal de grond raakte grote zandwolken omhoog kolkten.
Omdat de straal zo breed was kon je er niet zomaar langs kijken en moest je wachten op de plek waar je stond.
Nog steeds viel de regen met bakken naar beneden, maar minder erg als waar ze vandaan kwamen.
Steeds meer groepen mengden zich met de al aanwezige groepen. Natuurlijke werd er nog steeds een afstand bewaard tussen twee verschillende stammen, maar er werd wel gecommuniceerd.
Sommige mensen waren op hun knieën gezakt en waren aan het bidden en tegen de omvangrijke blauwe pilaar aan het praten, smekend dat alles goed zou komen.
Opeens stopte het met regenen. Mensen keken verbaasd op.(vooral degene die op hun knieën zaten konden een zacht glimlachje niet onderdrukken). De lucht stopte met kolken alsof de pilaar er niet was. De wolken die de pilaar omringden verdwenen beetje bij beetje, maar er bleef nog genoeg hangen om het meeste licht tegen te houden. Blauwe gloed stroomde over de gezichten van de aanwezige. Langgerekte schaduwen werden getrokken over de nog steeds doorweekte grond. Het duurde niet lang tot ook de pilaar scherpte begon te verliezen, en langzaam maar gestaag werd hij steeds dunner. Na een paar verbazingwekkende seconde was de pilaar totaal verdwenen, en waar hij had gestaan zat nu een groot gat in de grond. Een krater met een diameter van zeker 3 mijl. Alles wat er ooit gegroeid zou hebben was nu verdwenen en daarvoor in de plaats was er nu een kale vlakte met een blauw-zwart getinte ondergrond overgebleven. Temidden van dat gat stond iets. Nou ja, je kon ook zeggen dat het hing. Het was niet duidelijk te zien voor de vele honderden verschillende mensen aan de rand van de krater, maar het was duidelijk dat het er niet zomaar stond.
Mensen konden nu eindelijk verder kijken en het was verbazingwekkend hoeveel mensen er waren toegestroomd. Deze enorme krater was omringd met verschillende culturen en dialecten, allemaal bij elkaar voor dit wonder.
Op sommige plekken begonnen de eerste groepen zich los te maken van de rest. Op goed geluk verplaatsten ze zich naar het ding temidden van de krater.
Nog steeds waren de meeste niet overtuigd om de groep te volgen die wel op het centrum af liepen, en deze mensen bleven gespannen kijken naar wat er ging gebeuren.
Terwijl de eerste groepen dichterbij kwamen werd het voor hun doel wat zichtbaarder. Het was een soort van raam. Een gigantisch raam in de lucht. Het was niet al te duidelijk zichtbaar, maar als je door het raam keek zag je groen gras en verder weg zelfs bomen! Maar als je dan langs dit raam keek zag je niets anders dan donkerblauwe grond. Je kon al van veraf naar binnen kijken. Het was iets wat niemand van hen ooit had gezien. Niet zoiets als een klei tekening, want hier kon je in de diepte kijken. Je keek in een vlak landschap, groen met veel bomen en een strakblauwe lucht.
Iedereen keek naar de Oudste die op zijn beurt naar de poort bleef staren. Hij had twee keuzes: terug gaan en kans hebben tegen nog meer rare natuur verschijnselen op te lopen, of door de poort trekken om te ontdekken wat erachter bevind.
De keuze was redelijk snel gemaakt. De Oudste zwaaide met zijn beverige hand eerst naar de mensen die om hem heen stonden en daarna naar de poort. Hij werd ondersteunt door 2 sterke mannen. De oude man zei nog wat woorden in de oude taal tegen de goden totdat hij het teken gaf om door de poort te trekken.
Op goed geluk liepen de eerste groepen door de spiegelachtige zwevende vierkant en verdwenen over de velden. Toen de anderen zagen dat dit wonder geen kwaad deed vertrokken ze ook door de poort. Er werd nog getwijfeld, maar het was of dit, of terug naar de regen. Niet lang daarna waren alle groepen verdwenen door de poort, verwachtingsvol wat dit hun zou brengen…
counter
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten